Honden blaffen. Althans het overgrote merendeel van de honden blaft. Maar er is blaffen en blaffen. Sommige vormen van blaffen vind ik niet erg. Blaffen omdat er een ongure, ongenode gast aan je achterdeur staat te morrelen juich ik toe. Blaffen omdat de voordeurbel gaat, dat kan ik tolereren en is soms zelfs handig. Wat dat betreft is het Duitse woord ‘bellen’ voor blaffen best toepasselijk voor Nederlandse honden. Er is ook een ‘bellen’ waar ik slecht tegen kan. Namelijk hysterisch blaffen omdat ik de trap afkom of omdat ik even ga verzitten en de viervoeter denkt dat we gaan spelen.
Dwang
Dat ligt niet alleen aan de hypergevoeligheid van de hond. Dat ligt ook aan mij. Dat type van blaffen brengt een zekere dwang met zich mee. Het woordje ‘moeten’ dat onlosmakelijk is verbonden met dwang, staat rood doorgestreept in mijn woordenboek. Het is al sinds mijn vroegste jeugd dat ik niet pas in een slaafse schare die iets doet omdat het moet. School is daar natuurlijk een, nou ja, schoolvoorbeeld van. Het communale van een klas en je houden aan begin en eindtijden van de schooldag, ik had er een broertje dood aan. Stierlijk vervelend om een goed lopend Legoproject te laten onderbreken door de schooldag. En die crossfiets, opgebouwd uit drie sloopfietsen, staat ook nog onafgemaakt in de schuur en het bos wacht! Nee, schoolse onderdanigheid paste mij slecht.
Gewaardeerd
Tegelijkertijd zijn honden al sinds diezelfde vroegste jeugd een onderdeel van mijn leven. Een zeer belangrijk en zeer gewaardeerd onderdeel zelfs. Honden dwingen de mens ook tot onderbreking van de dagorde. Ze moeten(!) uitgelaten worden, ze moeten(!) gevoerd worden, ze vinden het erg fijn als er met ze gespeeld wordt. Kortom, een hond is nogal een ‘dwingend’ huisdier. Toch kan ik mijn leven niet voorstellen zonder honden. De mens, zeker de mens die dit schrijft, zit vol tegenstellingen. Contradictio in humanae in plaats van contradictio in terminis.
Begrip

Gelukkig zitten honden ook vol tegenstrijdigheden. Wellicht dat ik daarom zo goed met ze kan opschieten. We begrijpen elkaar. Zo kan een hond het duurste vlees laten staan omdat het niet naar zijn smaak is. Vervolgens zie je dezelfde hond iets pruttigs uit een sloot plukken en met smaak verorberen. Hierbij komt natuurlijk een grote mate van menselijk hineininterpretieren bij kijken. Voor de hond is die vier dagen gefermenteerde woelrat wellicht vele male smakelijker dan dat onder strenge maatregelen gefabriceerde voer. Maar het komt mij toch voor als behoorlijk tegenstrijdig.
Verder kan een hond enorme omwegen afleggen om niet door een modderpoel te hoeven lopen. Vervolgens wil hondlief de net beregende tuin in, zodat de canine buldozer de halve tuin in moddervorm door het huis kan verspreiden. Het liefst net nadat het baasje heeft gestofzuigd.
Oernatuur
Honden zijn geen huisdieren om lichtzinnig aan te beginnen. Je moet er tijd, ruimte en de goede mindset voor hebben. Een zekere laissez faire is geen wens maar een noodzaak. Ook voor je eigen mentale gezondheid. Natuurlijk kun je een hond helemaal suf trainen en elke vorm van eigen initiatief eruit oefenen. Maar daar ben ik geen voorstander van. Bovendien zouden ze in ons specifieke geval hun werk niet meer kunnen doen als coachhond. Een zekere dosis oernatuur maakt ook dat onze honden eerlijk reageren op wat ze bij de cliënten van Erna opmerken.
Moeten
Ook voor ik Erna leerde kennen en te maken kreeg met het fenomeen coachhond, waren mijn honden nog gewoon honden. Ze leerden de basisprincipes om in de menselijke samenleving te kunnen overleven, maar verder hoefden ze nooit strak aan de voet te lopen en mochten ze een behoorlijke mate van initiatief vertonen. Logisch ook wel. Want naar een hondenschool moeten(!) elke week. En thuis moeten(!) oefenen. En certificaten moeten(!) halen. Daar zit wat vaak het woordje ‘moeten’ in. En dat ligt mij dus niet zo. De tegenstrijdigheden neem ik graag op de koop toe.
Weer een mooie column, ik schoot een paar keer in de lach en je taalgevoel kwam weer goed van pas! Er staan ook mooie vondsten en associaties in.
Ook het “moeten” herken ik.
Het naar school moeten bv. De basisschool rook ook nog eens vies. Buiten zijn was fijner.
Na het schrijven bedacht ik me dat ook de eentonigheid meespeelt. Ik hou er niet can lang hetzelfde te moeten (!) doen. Afwisseling is fijn anders ga ik me vervelen.