
Hiernaast zie je een foto van een hond voor een hondenkar, Hek heette de hond. De foto is genomen in de grotestraat in Ede, ik schat rond 1900. De hond en de hondenkar waren van mijn overgrootvader. Hij was groenteboer. Hij verkocht de groente die hij zelf verbouwde en de hondenkar en Hek waren zijn transportmiddel. Deze foto kan nu niet meer gemaakt worden, want het gebruik van trekhonden is, met streng gereguleerde uitzonderingen, verboden in Nederland. En daar ben ik blij om, maar daarmee veroordeel ik mijn overgrootvader niet. Om Kees Van Kooten te citeren, “En wel hierom.”
In toom
Hek was een grote, sterke teef, zo aan de foto te zien. Op andere oude foto’s van hondenkarren zie ik grote honden met muilkorven om en uitgebreide tuigen met allerlei hulpmiddelen om de hond in toom te houden. Dat zie ik op de foto van Hek niet terug. Zeker drie generaties gaat onze dierenliefde terug, dus ik zie geen reden waarom de vierde generatie terug slecht zou zijn voor een dier waar hij bovendien afhankelijk van was. Mijn dierenliefde gaat verder dan die van mijn opa en mijn vader. Ik sla met pijn in het hart een mug dood, mijn vader zet zonder veel wroeging een muizenklem. Dat heeft te maken maken met hoe we zijn opgegroeid.
Luxe
Ik kan me de luxe van sentimentaliteit veroorloven. Mijn opa en mijn vader en zeker ook mijn overgrootvader konden dat niet. Mijn vader komt niet uit een rijk gezin en het leven was niet altijd makkelijk. Mijn overgrootvader was ook allesbehalve rijk. Hij had een groentezaak, maar het feit dat je een eigen zaak hebt wil niet zeggen dat je rijk bent. Een denkfout die veel mensen maken. Probeer maar eens een zakelijk abonnement af te sluiten voor een willekeurige dienst. Je betaalt automatisch meer voor nauwelijks meer functionaliteit omdat de gedachte is dat je als zakelijke klant meer geld hebt.
Tuin
Maar goed, mijn overgrootvader dus. Hij verkocht groente die hij zelf verbouwde. Niet op een complex van landerijen met tientallen landarbeiders, nee gewoon in zijn tuin. Je kunt je dus voorstellen dat hij geen grote hoeveelheden verkocht. Ook het woord verkopen nam hij niet al te serieus. Als hij bij een gezin aan de deur kwam dat nog armer was dan zij zelf al waren, dan gaf hij de groente weg. Nee, rijk werd hij niet van zijn zaak.
Dierenliefde
Maar die hondenkar, dat valt toch moeilijk te rijmen met dierenliefde? Dat weet ik nog zo net niet. Vanuit mijn ook niet rijke maar oneindig meer comfortabele positie is het makkelijk om een situatie van zo’n slordige honderd jaar geleden te veroordelen. Maar het leven in die dagen was zwaar voor mens en dier. Maar een zwaar leven is niet hetzelfde als een slecht leven. Mazzel deed niets liever dan voor ons werken, ons helpen. Die zou met het grootste plezier een kar voor ons hebben getrokken. Heerlijk samen met het vrouwtje of het baasje erop uit. Samen!
Werken
Chico, de Appenzeller waar ik al eens eerder over schreef, was ook een werkhond. Als wij niks voor haar verzonnen (zoals hout sjouwen voor het haardvuur) dan verzon ze zelf iets. Maar ze moest werken! Die hond zou doodongelukkig geworden zijn in een gezin waar nooit iets te doen was voor haar en waar ze binnenshuis alleen voor de sier zou zitten. Dierenliefde is meer dan je eigen idee van comfort en luxe op een ander wezen projecteren. Mijn vader verteld gniffelend wel eens over de tijd dat hij als dierenartsassistent in Canada, de nagels van poedels moest lakken. Poedels zijn van nature jachthonden. Ik denk niet dat die honden heel gelukkig werden van die gelakte nagels en alles wat dat zegt over hoe ze hun dagen doorbrachten.
Poel
Mijn overgrootvader en Hek lopen van Ede naar Lunteren in de hoop wat groente te verkopen in het buurdorp. Ze komen langs een grote poel. Hek hield de pas al een paar meter van te voren iets in en ter hoogte van de poel stopt ze resoluut. Met de tong uit de bek kijkt ze mijn overgrootvader vragend aan.
“Het is goed deern,” zegt mijn overgrootvader.
Hij buigt zich over haar tuig en maakt de riemen los.
“Ga maar!” roept hij met een glimlach op zijn gezicht.
De grote hond neemt een spurt en stort zich vol overgave in de poel. Mijn overgrootvader gooit nog een paar stokken die Hek achterna zwemt en dan met veel gespartel uit het water haalt. Zij schudt zich eens heerlijk uit waarbij mijn overgrootvader ternauwernood een nat pak kan vermijden door aan de kant te springen. Hond en baas lachen elkaar toe. Iedere dag hetzelfde ritueel schept een nauwe band. Ze kennen elkaar door en door.
“Kom Hek, in’t seel, we gaan weer aan de slag! Als we geluk hebben kunnen we vanavond een stuk worst bij de stamppot nemen.”
Hek kwispelt even en nadat ze de laatste druppels uit haar vacht heeft geschud, laat ze zich gewillig inspannen.
Samen vervolgen ze hun weg naar Lunteren.
“Aardappels hebben we genoeg, hè deern, maar dat stukje worst, dat zou toch wel extra lekker zijn!”
Hek kwispelt en versnelt haar pas nog een beetje. Dat stukje worst zou haar zeker goed smaken!
Natuurlijk heb ik bovenstaande scene een beetje geromantiseerd. Ik was er niet bij. Maar het feit is dat Hek niet verder wilde lopen, zonder dat ze in de poel had gezwommen. Mijn overgrootvader had haar met een zweep verder kunnen dwingen maar dat deed hij niet, ik denk zelfs niet dat hij een zweep had. Hek mocht zich altijd even lekker uitleven en afkoelen in de poel. Dat zegt denk ik heel veel over mijn overgrootvader!
Mooi geschreven!
Opa de Kruyff was ook gek op zijn honden. De aanpak was iets anders, maar hij was niet wreed. Er werd anders tegen aangekeken, dat zie je over de hele wereld.