
Ik vind afzien fascinerend. Wat bedoel ik met afzien? Daarmee bedoel ik fysiek zover gaan dat je dieper uit je potje energie moet putten dan je onder normale omstandigheden doet. Het zweet parelt op het voorhoofd en de spieren beginnen een spreekkoor van protest op te werpen. Het is ook het punt waarop verstand ophoudt en karakter en doorzettingsvermogen het overnemen. Het is ook het punt waarop je jezelf leert kennen. Als de fysieke inspanning vervolgens wordt beloond met de aankomst bij je doel, dan is het gevoel van voldoening evenredig aan de inspanning.
Oefeningen
Elke morgen doe ik een paar eenvoudige oefeningen om mijn ouder wordende lijf te laten weten dat ik nog niet toegeef aan het voortschrijden van de tijd. Dat zijn geen oefeningen waarbij ik afzie. Hoewel, als ik merk dat het te makkelijk wordt, schroef ik ze iets op. Ooit begon ik met 10 push ups. Ik doe er nu 36. Datzelfde geldt voor de andere oefeningen. Dit bouw ik heel langzaam op. Ik hoef geen lijf van een bodybuilder te hebben. Maar ik wil het mezelf ook niet te makkelijk maken.
Misselijk
Zoals al eerder tussen neus en lippen genoemd in deze columns, de botjes in mijn middenoor hebben ook last van ouder worden. Het gevolg is dat ik slecht tegen autorijden kan. Ik wordt heel snel misselijk. Dat is lastig en het vergt een beetje planning om ergens naar toe te gaan. Rekening houden met etenstijden bijvoorbeeld. Een voordeel is dat ik meer fiets. Een strategie is bijvoorbeeld: niet eten, samen met Erna mijn ouders bezoeken met de auto waar de fiets achterin ligt, daar eten, en dan met de fiets terug. Of als ik alleen ga, heen en terug fietsen. Zo ga ik mijn vader wel eens helpen op zijn land. Dan fiets ik heen, werk op het land en fiets weer terug. Bij elkaar een kleine 50 km.
Heuvelachtig
Het weer, de natuur, de elementen, spelen dan een grotere rol dan je in een auto ervaart. Naar Nederlandse begrippen wonen we ook nog in heuvelachtig gebied. Al met al speelt het fenomeen afzien op dergelijke tochtjes wel degelijk een rol. Ik ben behoorlijk fit, maar geen sportmaniak. Wat sleept mij dan door die punten van afzien heen? Dat is vrij eenvoudig. Ik denk bijvoorbeeld aan mijn opa’s die in een tijd leefden dat een werkdag tien tot twaalf uur duurde. Een auto hadden ze niet dus overal lopend of met de fiets naar toe. En vaak was het (harde) werk niet naast de deur. Ik denk aan mijn oma, die in de oorlog de boer op ging om eten te verzamelen voor haar gezin (mijn opa was door de Duitsers opgepakt). Zij liep met een kinderwagen vol ruilmateriaal vanuit Ede de hele dag langs de omliggende boerderijen. En zo ging het in die tijd voor veel mensen: als je ergens naar toe wilde, dan liep je erheen of je ging op de fiets.
Sportschool
Deze mensen hadden het niet over sportscholen, energiedrankjes en sportkleding. Het hoorde gewoon bij het dagelijks leven. En daar denk ik aan als ik in de stromende regen met wind tegen op mijn fiets tegen een heuvel op ploeter. Ik heb een hele gewone Halfords fiets met zes versnellingen. Verder heb ik ook geen speciale fietskleding aan, ‘s winters misschien een fietstruitje want dat zit lekker warm. Die fiets heeft me vier tientjes gekost op Marktplaats. Met nieuwe banden, ketting en remkabels bij elkaar acht tientjes. Door de kilometers die we samen hebben afgelegd is die fiets mij nu meer waard dan een dure lichtgewicht racefiets van duizenden euro’s.
Strakke pakjes
Soms vraag ik me af of er nog veel afgezien wordt door ‘gewone mensen’. Ik zie ze met mooi weer (n.b.) vaak fietsen in strakke pakjes: wielrenners. Ze knallen me voorbij, ze zien me niet eens. Totdat ze een heuvel tegenkomen en de biertjes van gisteravond in de weg gaan zitten. Dan blijkt dat op een vlak fietspad zo’n dure fiets gaat als een speer. Maar zodra de weg gaat hellen, moet het toch echt uit een ander, vooral dieper vaatje komen. Het is al meermalen voorgekomen dat ik zo’n professioneel ogende wielrenner zijn persoonlijke Waterloo bezorg op mijn Marktplaats-fiets. Ik groet vriendelijk als ik ze voorbij steek. Ik zie ze namelijk wel. En ik hoor ze. Puffen en vloeken.
Tent
Negen jaar geleden besloot ik uit te proberen of ik nog met tent en rugzak op vakantie kon. Ik had dat in mijn jeugd veel gedaan. Ik wilde dat gevoel weer van ‘de vakantie begint als je de deur achter je dicht trekt’. Zo gezegd zo gedaan. Rugzak ingepakt, hondjes aan de lijn en gaan. Het was heerlijk. Samen met de twee whippets (Spip en Saffy) liep ik de eerste dag een bedroevend klein stukje, maar naar gelang de vakantie vorderde ging de dagafstand omhoog. ‘s Avonds bij de tent stonden de schoenen uit te dampen, het pannetje op de Coleman brander te pruttelen en lagen de hondjes languit in het gras te dromen. Hadden zij afgezien? Ik betwijfel het. Zij liepen de hele trip vrolijk met me mee. Ze rustten uit wanneer het uitkwam maar ik zag geen tekenen van zware vermoeidheid. Elke morgen stonden ze weer te popelen om verder te gaan terwijl mijn benen de vorige dag echt nog wel voelden. Als ik mezelf vergelijk met mijn honden, dan voel ik me een beetje als die wielrenners. Waar het gaat om fitheid is er altijd baas boven baas.
Leuk! Maar een Whippet is niet zo snel moe, ze kregen ook altijd de kans om ergens lekker te rennen. Mooie honden. En heel lief. Weer een mooie column.